Is de toets
Voor het vertrouwen
Geloof ik de Ander
Op Zijn woord
Sta ik op
Om mee te gaan
Hem te volgen
In Zijn weg
Wordt ik boos
Dan is er wat loos
Van binnen ligt
Niet recht voor elk-ander
Wordt ik verdrietig
Ik heb Hem lief
Bewijst mijn trouw
Aan Hem toegewijd
Verloochend in m’n hoogmoed
Zag Hij mij aan
Bracht mij in ootmoed
Bitterlijk bedroeft gegaan
Biddend was Hij begaan
Jezus zoekt mij op
Waar ik mij verstop
Roept mij tevoorschijn
Waar ik verkwijn
Kijkt mij vol liefde aan
En vraagt driemaal
Heb jij Mij lief
Dan ontdek ik
Voor ’t eerst
Hij twijfelt niet mij
Want Jezus weet ‘t wie
Oprecht in Hem gelooft
Gedicht op Johannes 6v31
Op jonge leeftijd kreeg ik dat mee. Het werd gezegd van een man en vader van een groot gezin. Zij woonde in een voor mij toen groot huis. Soms moest ik er wat bezorgen. Om het huis heen een hoog hek. Om bij de voordeur te komen en aan te bellen moest je eerst het hek door. Voor hun hond die achter hek losliep was ik erg bang.
De man reed wanneer ik hem zag met een model Puch-brommer. Meestal eind van de middag met een melkbus tussen zijn benen. Wat ik begreep had hij een paar koeien die hij ging melken. Tijdverdrijf schat ik nu in, om wat om handen te hebben. Wat bij te dragen in het gezin. Alle kleine beetjes zullen ook toen hun geholpen hebben. Eén van hun zonen, paar jaar ouder dan mij, treiterde mij soms bij het naar school lopen. Misschien afgunst bedenk ik mij nu. Wij woonde tenslotte best aardig. Mijn vader was als één van de weinigen HBO opgeleid en verdiende goed. Bekleedde ook best mooie positie in schoolbestuur en politiek.
“Die leeft van een uitkering, afgekeurd vanwege de rug, en zie hij kan wel een melkbus tillen.” Aan dit oordeel over deze man en vader, eenverdiener, denk ik nu vaak terug. Denkend aan dit oordeel heeft mij strijdbaar gemaakt niet op te geven na intensieve behandelingen Hodgkin met recidief. Tegen het advies van een deskundig bedrijfsarts in ben ik voor meer dan 100% doorgegaan. Nooit wil ik leven van een uitkering, een uitkering trekker zijn, om niets meer te mogen doen. Want de barmhartigheid van je naaste is onzeglijk hard, wreed soms, door ongehoord te oordelen.
De strijdt tegen het recht op uitkering heb ik 20 jaar volgehouden, toen was ik fysiek op. Het aanvragen van een beoordeling van mijn belastbaarheid voelde als het regelen van je levenseinde. En dan duurt het tweeënhalfjaar voor die wordt toegekend. Ben ik mijn eigen advocaat geweest om dat te bepleiten wat ikzelf nooit heb gewild: het recht op ‘Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten’.
Nu spreek ik uit ondervinding wat die man en vader toen ook ondervond. Door je gezondheid uitgeschakeld te zijn. Geen actief deel meer van de maatschappij uit te maken. Wel willen, niet meer te kunnen. Zoekend hoe je nog nuttig kan maken, iets te doen kan hebben. Met als beloning meer te doen dan je naar belastbaarheid (aan)kan. En het gevolg van je wilskracht nog meer pijn te hbben of uitgeput te zijn. Dingen te zien die jij ook zou willen zonder het zelf meer te kunnen doen.
En als je wat, meer dan voor belastbaarheid handig is, doet klinkt het oordeel in mn hoofd: Kijk die leeft van ’n uitkering en zie hij kan wel…
Hoe zou ik ooit begrijpen ’t lijden, het verdriet
Ik nietig mens, geschapen uit het niet.
Uit stof gemaakt, waarin Uw Geest blies ’t leven.
Uw ving’ren hebben mij zo kunstig saamgeweven.
Herschep mij, vorm mij tot één draad in ’t machtig kleed
Dat op de nieuwe aard, Uw nieuwe Schepping heet.
En laat mijn klein en zeer begrensd verstand.
Hier niet gaan tornen aan dat wonder van Uw hand.
Maak door Uw stem in mij ’t verwarde denken stil
Leer mij gelovig rusten in Uw Goddelijke wil.
Lanerta
“U, Heere, bent waardig te ontvangen de heerlijkheid en de eer en de kracht; want U hebt alle dingen geschapen, en door Uw wil zijn zij, en zijn zij geschapen.” – Openbaring 4v11
Ontmoet ik een mens die heiliger is dan mij, en ik erken zijn waardigheid niet en ik gehoorzaam niet aan hetgeen tot mij komt, dan wordt daarmee het onwaardige in mij openbaar. De Heere laat ons ‘vrij’ om Hem te erkennen als Heere, Christus de Zoon van God. Als Zijn leven door verlossing in mij uit enkel genade geschapen is, erken ik onmiddellijk zijn recht op absoluut gezag. “U noemt Mij Meester en Heere, en u zegt dat terecht, want Ik ben het” – Johannes 13v13.
God voedt ons op met behulp van mensen die, niet intellectueel maar in ‘heiligheid’, weinig ‘heiliger’ zijn dan wij. Net zolang totdat wij buigen onder Zijn heerschappij, onze onwaarde voor God erkennen en onze hele levenshouding er één van gehoorzaamheid is aan Hem. “Heere, ik ben niet waardig dat U onder mijn dak zou inkomen; maar spreek alleenlijk een woord, en het zal geschieden” – Mattheus 8v8
Mijn waarde blijkt in het willen buigen voor mijn Meerdere
Opgemerkt bij Geheel voor Hem 19/7 – Oswald Chambers
De onwaarde (schande) en armoede van de wereld bestaat in deze drie:
- Leugen – Zij leeft uit het begin van de leugen. In dat teken treedt zij op. Haar wijsheid en daden is om zonder en tegen God het leven te vinden. Haar leugenevangelie is dat in emancipatie, in het zich ontslaan van God-Almachtig, de vrijmaking van de mens ligt en de verheffing tot geluk. Ze loochent de waarheid, dat God alleen een fontein is van alle Goed;
- Teleurstelling – Vandaar dat haar daden telkens op een teleurstelling uitlopen. Alleen wie God heeft, die is rijk. De miskenning daarvan eindigt altijd in bittere onvoldaanheid. Want het naar God geschapen hart kan met niet minder dan met God zelf verzadiging ontvangen van vreugde. In die teleurstelling nu mist de wereld een steun en rustpunt, daar zij in haar beginsel (val) God heeft prijsgegeven.
- Wanhoop – vandaar dat haar teleurstelling wordt gekroond met wanhoop. Want wie in teleurstelling over en met zichzelf geen hulp weet buiten zichzelf in God, hij mist de vertroosting in smart. Het hoogste meende hij te bezitten en te vinden in zichzelf, waar zal hij zich heen wenden, wanneer hij diep teleurgesteld uitkomt? Wanhoop, het enige dat hem wacht!
Uit de leerrede over Deuteronomium 3 vers 26b – ds. prof. G. Wisse
Welk oordeel je ook velt
Het is wat jou zeker geldt
Wat je bij de ander ziet
Doe jij in ’t geniep
Want de maat waarin jij meet
Is exact waar jij voor zweet
Het leven betaalt terug
Wat jij neemt op je rug
De HEERE vergeldt naar recht¹
Naar wie oprecht
Bij de reine
Houdt God Zich rein’
Wie hoog in z’n eigen ogen
Heeft Hij voor ieders oog gebogen
Niemand is te verontschuldigen²
Die eens anders doen beschuldigen
Bedenk dan goed
Hoe jij God ontmoet
Christus velt op Zijn troon
Oordeel in wat ’t leven ons toon’
’t Is genade, Zijne goedheid
Ontvangen ’t eeuwig leven in Hem
¹ Psalm 18 vers 21 en 25
² Romeinen 2 vers 1
Gedicht n.a.v. Mattheus 7 vers 2
Henk-Jan Koetsier
Opwas in genade
Versterkt ons geloof
Staan naar deugd
Is de moed en kracht
In werken van ’t goed
Tot nut in sterven
Voeg bij deugd, kennis
Voorzichtigheid bij moed
Lijdzaamheid bij matigheid
Volmaakt ‘t werk
Tot moeite geboren
Verdrukt in ’t leven
Ingaan ’t Koninkrijk der hemelen
Godzaligheid bij lijdzaamheid
Draagt lijden geduldig
Geeft in liefde van de Vader
Kinderlijk ontzag
Heeft Hem eerbiedig lief
Ook tot Zijn and’re kinderen
Zij zijn ons even lief
Zelfs meer dan hen
Liefde tot alle medemensen
Gelijk onz’ Schepper
Die in Christus gelooft
God is goed voor allen
Delend in genade wij met Hem
Gedicht in 2 Petrus 1 vers 5-11
Henk-Jan Koetsier
“TROOST, troost Mijn volk, zal uw God zeggen. Spreekt naar het hart van Jeruzalem, en roept haar toe dat haar strijd vervuld is, dat haar ongerechtigheid verzoend is, dat zij van de hand des HEEREN dubbel ontvangen heeft voor al haar zonden.”
Jesaja 40 vers 1-2
God spreekt hier Zelf door de profeet; want deze hoorde Zijn stem, en hij sprak niet een mensen woord, maar Gods Woord. Mensen kunnen zulke woorden niet verzinnen, als deze zijn: want zij vleien elkander wel, spreken van vrede, waar zij behoren de zonde te straffen; maar de armen zondaar opbeuren, kunnen zij niet; daarvoor zijn zij te hoogmoedig; zij slaan hem met de Wet en zeggen (Jesaja 65v5): “Houd u tot uzelf en naak tot mij niet, want ik ben heiliger dan gij.”
<…>
Het vertroosten is in de eerste plaats het betuigen, dat men mee-lijdt. Het woord in de grondtektst betekent eigenlijk: van angst en smart snel ademen, en dan verder met den lijdende die angst uitstaan; daardoor wordt degene getroost, dat degene verneemt, dat een ander zijn nood en zijn angst met degene doormaakt.
Spreekt nu de Heere: troost, troost Mijn volk, zo beveelt Hij aan Zijne boden: betuig hun Mijn medelijden en Mijn bekommernis; omdat Ik vrees, dat zij zullen bezwijken en vergaan. En wanneer hij zulk een medelijden heeft, moeten het Zijn boden ook niet hebben ? Zij zijn toch ook zondaren en kunnen slechts uit genade zalig worden. Daarom legt de Heere het hun in het hart, dat gelijk zij Zijne ontferming genieten, zij dezelve ook aan het arme volk verkondigen.
Spreekt naar het hart van Jeruzalem. Jeruzalem is de naam voor het volk van God, want de Heere heeft haar uitverkoren, en in die stad worden allen geboren en als burgers opgeschreven, die in hunn harten dat Woord vernemen: Ik ben de Heere, uw God. „Naar het hart,” wil de Heere dat men spreekt, dat zij opgebeurd wordt. Dat is, dat voor haar bij God nog genade te vinden is, dat Hij haar niet geheel verworpen heeft; dat zij door die genade vrede ontvangt, want dat is naar haar hart, hetwelk naar vrede verlangt. Zo kon de Heere te voren niet tot haar spreken, zolang zij haar zonde niet kende of wilde kennen. Maar nu, daar zij God rechtvaardigt, en naar Mijne genade verlangt, spreekt de Heere, waarom zal Ik haar die niet bewijzen? Zegt aan haar, dat de genade reeds lang gereed ligt, verworven door het bloed van Mijn Lam, hetwelk voor grondlegging der wereld geslacht is.
Opgemerkt bij: Troost, troost Mijn volk – Vier leerredenen – G.W. Locher, Herv. predikant
Het is veel makkelijker iets te doen dan op God te vertrouwen. Wij zien onze paniekerige inzet aan voor inspiratie. Veel liever werken wij voor God dan dat wij in Hem geloven. Onze innerlijke onzekerheid is omgekeerd evenredig aan onze persoonlijke geestelijke ervaring. Als God ons wil laten zien door Zijn Geest hoe de menselijk natuur is – zonder Hem – dan laat Hij u dat zien in uzelf. Dan weten we dat geen misdadiger half zo slecht is als wij zonder Zijn genade. Op Gods vraag ‘kunnen deze (onze) dode beenderen leven’ zal dan ons antwoord zijn: HEERE, HEERE, U weet het! (Ezechiël 37 vers 3).
Vaak is de oorzaak van zwakheid in geloof een val in het verleden. Als pasbekeerden in hun geestelijke kindertijd slecht geleid worden, komen zij vaak terecht in moedeloosheid, die zij nooit te boven komen. Bij anderen veroorzaakt de zonde gebroken benen . ‘Heere, leer de kreupele toch springen als het hert, en verzadig al Uw kinderen met het Brood van Uw tafel!’