“U, Heere, bent waardig te ontvangen de heerlijkheid en de eer en de kracht; want U hebt alle dingen geschapen, en door Uw wil zijn zij, en zijn zij geschapen.” – Openbaring 4v11
Ontmoet ik een mens die heiliger is dan mij, en ik erken zijn waardigheid niet en ik gehoorzaam niet aan hetgeen tot mij komt, dan wordt daarmee het onwaardige in mij openbaar. De Heere laat ons ‘vrij’ om Hem te erkennen als Heere, Christus de Zoon van God. Als Zijn leven door verlossing in mij uit enkel genade geschapen is, erken ik onmiddellijk zijn recht op absoluut gezag. “U noemt Mij Meester en Heere, en u zegt dat terecht, want Ik ben het” – Johannes 13v13.
God voedt ons op met behulp van mensen die, niet intellectueel maar in ‘heiligheid’, weinig ‘heiliger’ zijn dan wij. Net zolang totdat wij buigen onder Zijn heerschappij, onze onwaarde voor God erkennen en onze hele levenshouding er één van gehoorzaamheid is aan Hem. “Heere, ik ben niet waardig dat U onder mijn dak zou inkomen; maar spreek alleenlijk een woord, en het zal geschieden” – Mattheus 8v8
Mijn waarde blijkt in het willen buigen voor mijn Meerdere
Opgemerkt bij Geheel voor Hem 19/7 – Oswald Chambers
De onwaarde (schande) en armoede van de wereld bestaat in deze drie:
- Leugen – Zij leeft uit het begin van de leugen. In dat teken treedt zij op. Haar wijsheid en daden is om zonder en tegen God het leven te vinden. Haar leugenevangelie is dat in emancipatie, in het zich ontslaan van God-Almachtig, de vrijmaking van de mens ligt en de verheffing tot geluk. Ze loochent de waarheid, dat God alleen een fontein is van alle Goed;
- Teleurstelling – Vandaar dat haar daden telkens op een teleurstelling uitlopen. Alleen wie God heeft, die is rijk. De miskenning daarvan eindigt altijd in bittere onvoldaanheid. Want het naar God geschapen hart kan met niet minder dan met God zelf verzadiging ontvangen van vreugde. In die teleurstelling nu mist de wereld een steun en rustpunt, daar zij in haar beginsel (val) God heeft prijsgegeven.
- Wanhoop – vandaar dat haar teleurstelling wordt gekroond met wanhoop. Want wie in teleurstelling over en met zichzelf geen hulp weet buiten zichzelf in God, hij mist de vertroosting in smart. Het hoogste meende hij te bezitten en te vinden in zichzelf, waar zal hij zich heen wenden, wanneer hij diep teleurgesteld uitkomt? Wanhoop, het enige dat hem wacht!
Uit de leerrede over Deuteronomium 3 vers 26b – ds. prof. G. Wisse
“TROOST, troost Mijn volk, zal uw God zeggen. Spreekt naar het hart van Jeruzalem, en roept haar toe dat haar strijd vervuld is, dat haar ongerechtigheid verzoend is, dat zij van de hand des HEEREN dubbel ontvangen heeft voor al haar zonden.”
Jesaja 40 vers 1-2
God spreekt hier Zelf door de profeet; want deze hoorde Zijn stem, en hij sprak niet een mensen woord, maar Gods Woord. Mensen kunnen zulke woorden niet verzinnen, als deze zijn: want zij vleien elkander wel, spreken van vrede, waar zij behoren de zonde te straffen; maar de armen zondaar opbeuren, kunnen zij niet; daarvoor zijn zij te hoogmoedig; zij slaan hem met de Wet en zeggen (Jesaja 65v5): “Houd u tot uzelf en naak tot mij niet, want ik ben heiliger dan gij.”
<…>
Het vertroosten is in de eerste plaats het betuigen, dat men mee-lijdt. Het woord in de grondtektst betekent eigenlijk: van angst en smart snel ademen, en dan verder met den lijdende die angst uitstaan; daardoor wordt degene getroost, dat degene verneemt, dat een ander zijn nood en zijn angst met degene doormaakt.
Spreekt nu de Heere: troost, troost Mijn volk, zo beveelt Hij aan Zijne boden: betuig hun Mijn medelijden en Mijn bekommernis; omdat Ik vrees, dat zij zullen bezwijken en vergaan. En wanneer hij zulk een medelijden heeft, moeten het Zijn boden ook niet hebben ? Zij zijn toch ook zondaren en kunnen slechts uit genade zalig worden. Daarom legt de Heere het hun in het hart, dat gelijk zij Zijne ontferming genieten, zij dezelve ook aan het arme volk verkondigen.
Spreekt naar het hart van Jeruzalem. Jeruzalem is de naam voor het volk van God, want de Heere heeft haar uitverkoren, en in die stad worden allen geboren en als burgers opgeschreven, die in hunn harten dat Woord vernemen: Ik ben de Heere, uw God. „Naar het hart,” wil de Heere dat men spreekt, dat zij opgebeurd wordt. Dat is, dat voor haar bij God nog genade te vinden is, dat Hij haar niet geheel verworpen heeft; dat zij door die genade vrede ontvangt, want dat is naar haar hart, hetwelk naar vrede verlangt. Zo kon de Heere te voren niet tot haar spreken, zolang zij haar zonde niet kende of wilde kennen. Maar nu, daar zij God rechtvaardigt, en naar Mijne genade verlangt, spreekt de Heere, waarom zal Ik haar die niet bewijzen? Zegt aan haar, dat de genade reeds lang gereed ligt, verworven door het bloed van Mijn Lam, hetwelk voor grondlegging der wereld geslacht is.
Opgemerkt bij: Troost, troost Mijn volk – Vier leerredenen – G.W. Locher, Herv. predikant
Het is veel makkelijker iets te doen dan op God te vertrouwen. Wij zien onze paniekerige inzet aan voor inspiratie. Veel liever werken wij voor God dan dat wij in Hem geloven. Onze innerlijke onzekerheid is omgekeerd evenredig aan onze persoonlijke geestelijke ervaring. Als God ons wil laten zien door Zijn Geest hoe de menselijk natuur is – zonder Hem – dan laat Hij u dat zien in uzelf. Dan weten we dat geen misdadiger half zo slecht is als wij zonder Zijn genade. Op Gods vraag ‘kunnen deze (onze) dode beenderen leven’ zal dan ons antwoord zijn: HEERE, HEERE, U weet het! (Ezechiël 37 vers 3).
Vaak is de oorzaak van zwakheid in geloof een val in het verleden. Als pasbekeerden in hun geestelijke kindertijd slecht geleid worden, komen zij vaak terecht in moedeloosheid, die zij nooit te boven komen. Bij anderen veroorzaakt de zonde gebroken benen . ‘Heere, leer de kreupele toch springen als het hert, en verzadig al Uw kinderen met het Brood van Uw tafel!’
Opgemerkt bij ‘Voor iedere morgen’ d.d. 27 mei – Spurgeon
In het zien van de eis van Gods wet, de zonde zien;
In het zien van de zonde door het Evangelie, de verlossing zien;
In het zien van de verlossing door genade, de Christus zien;
In het zien van de Christus in Hem, de Vader zien;
In het zien van de Vader door Christus, de Geest zien;
In het zien van de Geest door Zijn kracht, hét leven zien!
N.a.v. Lukas 24 vers 49 in het uitzien naar dé Troost(er) uitgestort op de Pinksterdag
Henk-Jan Koetsier
Als iemand te weinig heeft, geef dan.
Als iemand eenzaam is, nodig degene dan uit bij je thuis.
Als iemand die je kent kortgeleden een geliefde verloren heeft, zoek die dan op en troost degene.
Als je hebt gehoord dat iemand zijn baan is kwijtgeraakt, doe dan je uiterste best om degene te helpen een andere baan te vinden.
Door onze daden geven wij uitdrukking aan ons geloof en maken wij het waar in het leven van anderen en in de wereld. De wijzen noemen dat ‘God navolgen’, zij zeggen: gastvrijheid bewijzen aan een vreemdeling is zelfs meer dan het ontvangen van de goddelijke presentie.
Het is (rabbi Chajiem van Brisk): De bitterheid wegnemen van wie verlaten en eenzaam zijn, de waardigheid van de armen in bescherming nemen en de onderdrukte redden uit de hand van zijn onderdrukker. Hij gaf met zijn eigen gedrag in zijn leven het voorbeeld.
Bron: Een gebroken wereld heel maken – Jonathan Sacks
Dat verhaalde Kleopas, op weg naar Emmaüs, aan Jezus. Het is in antwoord op Jezus vraag wat de redenen zijn van wat zij verhandelen en waarom zij droevig zien. Nadat hij eerst van Jezus getuigde, terwijl zijn ogen gehouden werden dat hij Hem niet kende, “Welke een Profeet was, krachtig in werken en woorden, voor God en al het volk”. Hun hoop was vergaan, want het was nu reeds de derde dag dat dat deze dingen geschied waren. Ook zijn zij ontsteld dat vrouwen vertelden dat Jezus niet meer in graf lag, in een gezicht van engelen hen verteld was dat Hij leeft, maar Hem zagen zij niet. Opmerkelijk dat Jezus niet, zoals wij zouden verwachten en veelal doen, in gaat op hoe de (kerken)raad gehandeld heeft. Jezus spreekt Kleopas en zijn metgezel aan op hun eigen onverstand en traagheid van hart. Zij moeten onderzoeken en geloven, niet wat het gevolg is van het handelen van de (kerken)raad, maar wat in de Schriften door Mozes en Profeten over Jezus geschreven staat. De uitleg van Jezus deed hun hart branden, hun droefheid ging over in blijdschap. Jezus hield Zich, alsof Hij Zijn weg vervolgde, waarop zij hun liefde tot Hem konden uitte, Hem uitnodigde, waarop Hij inging en met hen verbleef. In de breking van het brood gingen hun ogen open en kenden zij Hem. Jezus verdween uit hun gezicht, en gedreven door vreugde haasten zij zich om het Zijn discipelen in Jeruzalem te vertellen. Jezus was hun echter voor, ook daar konden de discipelen zelf getuigen dat Jezus leeft. Jezus komt en gaat met ons: wie Hem kent, over Hem samenspreekt, Hem alles verhaalt, de droefheid deelt, luister naar Zijn onderwijs, Hem dwingt ‘Blijf met ons’. Dan gaat onze droefheid over in blijdschap, worden onze ogen geopend, want wij kennen Hem! Al wordt verbreidt dat Jezus dood is, voor ons leeft Hij. Immanuel, God met ons! Dat geeft en ontneemt geen ‘raad van oudsten’ iemand.
Opgemerkt n.a.v. Lukas 24 vers 13-35
De wereld waarin wij leven is in duisternis gehuld. De mens, door God recht en heilig geschapen, wilde het kwaad kennen. Nu is onze ziel in duisternis, enkel kwaad. Zonder God is er geen hoop in de wereld tot hét Licht verschijnt. In de velden van Bethlehem waar hét Licht verscheen, Jezus werd geboren. Bij de herders die vreesden en kwamen met haast naar hét Licht de kribbe . Paulus omscheen hét Licht, toen was het gedaan met zijn blazen van dreiging en moord tegen die in hét Licht. Paulus viel op de grond en riep uit: Wie bent U Heere? Het Licht maakte Zich aan hem bekend: Ik ben Jezus, die u vervolgt (Hand. 26:15). Zijn mede apostel Johannes op Patmos zag hét Licht en viel als dood aan Zijn voeten. Ieder zal hét Licht zien en valt vroeg of (te)laat. Bidt dat ons hét Licht verschijnt, buig je voor Hem neer. Geloof in Jezus, de Zoon van God. Hij richt op en zal ons in hét Licht doen wandelen. Want Jezus Christus is hét Licht van de wereld, in Hem – en die in Hem wandelen – is geen duisternis!
Opgemerkt n.a.v. 1 Johannes 1 vers 5-7
Is mijn gerechtigheid niet overvloediger dan dat van de Schriftgeleerden en Farizeeën zo zal ik het Koninkrijk van God beslist niet binnengaan
Kritiek op ambtsdragers is van alle tijden. Zij staan in de schijnwerpers door hun ambt. In euforie over het ambt worden zij of zetten sommigen zichzelf voor het voetlicht. Dat ontneemt dan het Licht, de genade die God schenkt in Jezus Christus, in hun dienen. Zij danken dan God, in aanzien van de mensen, in wie zij zelf zijn voor Hem. Zoals de Schriftgeleerden en Farizeeën destijds deden. Echter, wie niet overvloediger is dan hen in gerechtigheid zal Zijn Koninkrijk niet binnengaan. Jezus waarschuwt ons zelf daarvoor. Alleen het geloof in Jezus Christus schenkt ons op Zijn trouwverbond al wat ontbreekt, Zijn gerechtigheid. Meer dan overvloedig. Zijn gerechtigheid vloeit zo door ons tot elk ander. Anderen die onze werken zien zullen dan God prijzen. Alles komt uit en keert tot God. Drieënig God U zij alleen alle eer!
Opgemerkt bij Mattheus 5 vers 20