De heer van de wijngaard gaat vijf keer naar de arbeidsmarkt om arbeiders te huren. In plaats van, zoals gebruikelijk, de rentmeester gaat de heer zelf. Vijf keer gaat de heer naar de markt om te zien of er arbeiders zijn die nog geen werk(gever) hebben gevonden. De heer huurt hen allen voor hetzelfde loon. Zelfs de arbeiders die hij roept een uur voor de eindtijd. De heer weet dat ook zij gezinnen hebben die in hun behoeften voorzien moeten worden. In opdracht van de heer betaald de rentmeester alle arbeiders uit. De laatste die gekomen zijn ontvangen eerst het loon, een penning. Daarna ontvangen de andere arbeiders die tot het werk in de wijngaard geroepen zijn. De eersten tot de laatsten, een penning. Niet het betaalde loon, maar de tijd dat er voor gewerkt is roept de eerste arbeiders vragen op. Hebben zij die eerder begonnen zijn niet de last en de hitte van de dag verdragen? Daarop antwoord de heer: ik doe u geen onrecht, zijn wij het niet eens geworden voor een penning? Ik wil deze laatste ook geven gelijk u. Is het mij niet geoorloofd met het mijne te doen, wat ik wil? Of bent u afgunstig omdat ik goed ben?
God is in Zijn soevereiniteit oneindig goed. Menselijke maatstaven vallen in het niet bij Zijn vrijmachtige belonende goedheid. Hij beloont niet de duur van de arbeidstijd in de wijngaard noch de menselijke prestatie. Hoort en beantwoord de mens Gods roepstem die God in Zijn uitverkiezing tot hem richt? Bij de één vroeg(er), bij de ander later. Geven wij bereidwillig gehoor als we Zijn stem horen? Dat de oproep de eersten vroeger ter ore kwam dan de laatsten is niet hun verdienste. Morren over de handelwijze van de Heer’ betekent dat men zo bezeten is van `rechtvaardigheid’ dat men God en Zijn goedheid niet meer ziet.
De rijke jongeling wilde niet komen, maar wij hebben alles verlaten en Zijn u gevolgd (Matth. 19). In deze gelijkenis kwam Jezus daarop terug. Uit genade worden wij zalig, niet uit verdienste, opdat niemand roeme (Ef. 2 vers 8). Want vele eersten zullen de laatsten zijn, en vele laatsten de eersten. De eersten zullen gelijk zijn aan de laatsten en de laatsten gelijk aan de eersten, allen hetzelfde beloond. Want wie in de Zoon van God geloofd heeft onverdiend uit genade het eeuwig, zalig leven.
Opgemerkt n.a.v. de gelijkenis van de arbeiders in de wijngaard – Matth. 20 vers 1 – 16
God gaf mij vertrouwen
En antwoorde mij
In stilzwijgen
Lazarus die Jezus lief had
Was ziek zeiden zij Hem
Toch kwam Hij niet
God vertoeft om ons
In wonderbare kennis
Toe te laten nemen
De dood is voor hen
Die Hem liefhebben
Gelijk een slaap
Keer weer in rust
In stilheid en vertrouwen
Zal onze sterkte wezen
Ook God de Vader zweeg
Toch wist God de Zoon
Ik weet dat U Mij altijd hoort
Die in geloof wachten
Geeft Hij Zijn genade
Van stilzwijgen
Ons gebed in Jezus Christus
Tot onze Vader geeft
In stilte vertrouwen
N.a.v. Johannes 11 vers 6
Het kostbaar geloof verkregen
Door de gerechtigheid van Jezus Christus
Verlangt naar vermeerdering
Van de genade en de vrede
De kennis van God en Jezus, onze Heere
Heeft alles in Goddelijk kracht geschonken
Wat tot mijn leven en godsvrucht behoort
Mij geroepen door Zijn heerlijkheid en deugd
De grootste en kostbare beloften geschonken
Ontvlucht ik het verderf, de wereldse begeerte
Deel ben ik van de Goddelijke natuur
Gods natuur in mij geplant
Vraagt om vorming van goddelijke gewoonten
Want niemand wordt bovennatuurlijk
Geestelijk rijp geboren
Vraagt de plicht van het gewone dagelijks leven
Het gezwoeg van iedere dag
In navolging van Jezus
Het wassen van de voeten
Soms zonder bezieling en licht
In het voortgaan door Gods kracht
Zie ik achter geringste kleinigheid
Waarin ik Hem gehoorzaam ben
De almachtige kracht van Gods genade
Doe ik mijn plicht omdat ik geloof
Dat God mijn omstandigheden leidt
Gods overvloedige genade
Wordt door verzoening
In gehoorzaamheid mijn deel
Zo beijver ik in plicht
En leg met al mijn inzet toe te voegen
Aan het geloof deugd
Aan de deugd kennis
Aan de kennis zelfbeheersing
Aan de zelfbeheersing volharding
Aan de volharding godsvrucht
Aan de godsvrucht broederliefde
Aan de broederliefde liefde voor iedereen
Gedicht naar aanleiding van 2 Petrus 1 vers 1 tot 11
HJK