“U, Heere, bent waardig te ontvangen de heerlijkheid en de eer en de kracht; want U hebt alle dingen geschapen, en door Uw wil zijn zij, en zijn zij geschapen.” – Openbaring 4v11

Ontmoet ik een mens die heiliger is dan mij, en ik erken zijn waardigheid niet en ik gehoorzaam niet aan hetgeen tot mij komt, dan wordt daarmee het onwaardige in mij openbaar.  De Heere laat ons ‘vrij’ om Hem te erkennen als Heere, Christus de Zoon van God. Als Zijn leven door verlossing in mij uit enkel genade geschapen is, erken ik onmiddellijk zijn recht op absoluut gezag. “U noemt Mij Meester en Heere, en u zegt dat terecht, want Ik ben het” – Johannes 13v13.

God voedt ons op met behulp van mensen die, niet intellectueel maar in ‘heiligheid’, weinig ‘heiliger’ zijn dan wij. Net zolang totdat wij buigen onder Zijn heerschappij, onze onwaarde voor God erkennen en onze hele levenshouding er één van gehoorzaamheid is aan Hem. “Heere, ik ben niet waardig dat U onder mijn dak zou inkomen; maar spreek alleenlijk een woord, en het zal geschieden” – Mattheus 8v8

Mijn waarde blijkt in het willen buigen voor mijn Meerdere

Opgemerkt bij Geheel voor Hem 19/7 – Oswald Chambers

“TROOST, troost Mijn volk, zal uw God zeggen. Spreekt naar het hart van Jeruzalem, en roept haar toe dat haar strijd vervuld is, dat haar ongerechtigheid verzoend is, dat zij van de hand des HEEREN dubbel ontvangen heeft voor al haar zonden.”

Jesaja 40 vers 1-2

God spreekt hier Zelf door de profeet; want deze hoorde Zijn stem, en hij sprak niet een mensen woord, maar Gods Woord. Mensen kunnen zulke woorden niet verzinnen, als deze zijn: want zij vleien elkander wel, spreken van vrede, waar zij behoren de zonde te straffen; maar de armen zondaar opbeuren, kunnen zij niet; daarvoor zijn zij te hoogmoedig; zij slaan hem met de Wet en zeggen (Jesaja 65v5): “Houd u tot uzelf en naak tot mij niet, want ik ben heiliger dan gij.”

<…>

Het vertroosten is in de eerste plaats het betuigen, dat men mee-lijdt. Het woord in de grondtektst betekent eigenlijk: van angst en smart snel ademen, en dan verder met den lijdende die angst uitstaan; daardoor wordt degene getroost, dat degene verneemt, dat een ander zijn nood en zijn angst met degene doormaakt.

Spreekt nu de Heere: troost, troost Mijn volk, zo beveelt Hij aan Zijne boden: betuig hun Mijn medelijden en Mijn bekommernis; omdat Ik vrees, dat zij zullen bezwijken en vergaan. En wanneer hij zulk een medelijden heeft, moeten het Zijn boden ook niet hebben ? Zij zijn toch ook zondaren en kunnen slechts uit genade zalig worden. Daarom legt de Heere het hun in het hart, dat gelijk zij Zijne ontferming genieten, zij dezelve ook aan het arme volk verkondigen.

Spreekt naar het hart van Jeruzalem. Jeruzalem is de naam voor het volk van God, want de Heere heeft haar uitverkoren, en in die stad worden allen geboren en als burgers opgeschreven, die in hunn harten dat Woord vernemen: Ik ben de Heere, uw God. „Naar het hart,” wil de Heere dat men spreekt, dat zij opgebeurd wordt. Dat is, dat voor haar bij God nog genade te vinden is, dat Hij haar niet geheel verworpen heeft; dat zij door die genade vrede ontvangt, want dat is naar haar hart, hetwelk naar vrede verlangt. Zo kon de Heere te voren niet tot haar spreken, zolang zij haar zonde niet kende of wilde kennen. Maar nu, daar zij God rechtvaardigt, en naar Mijne genade verlangt, spreekt de Heere, waarom zal Ik haar die niet bewijzen? Zegt aan haar, dat de genade reeds lang gereed ligt, verworven door het bloed van Mijn Lam, hetwelk voor grondlegging der wereld geslacht is.

Opgemerkt bij: Troost, troost Mijn volk – Vier leerredenen – G.W. Locher, Herv. predikant

Mama, ik kondigde mij aan
Tot jullie verdriet moet ik weer gaan
‘t Leven blijkt voor mij niet vatbaar
Zo komt nu openbaar
Al is mn leven pril
Voel mij bij jou niet kil
Je hoorde mijn hartje kloppen
Leven aan mn ziel zal niet stoppen
De Heere die leven schenkt
Is Degene die aan ons denkt
Hij zorgt voor jou en mij
Al ben, kom ik niet aan je zij
Aan jou boezem nooit rust
Land ik aan in veil’ger Kust
Geef mij aan Hem terug
Hij wil ons zijn tot ‘n burch’
Naamloos is jou verdriet
Niemand, alleen God die ‘t ziet
Mam, schrei niet omdat ’k niet ben
God Zelf is Ik ben, die Ik ben
Al ’t is verborgen wat Hij doet
Weet God ‘t Zelf, dan is goed!

Henk-Jan Koetsier

Gedicht geschreven na wat een moeder mij vertelde over haar zwangerschap van een voelbaar, maar niet levensvatbaar kind van bijna 20 weken.

Is mijn gerechtigheid niet overvloediger dan dat van de Schriftgeleerden en Farizeeën zo zal ik het Koninkrijk van God beslist niet binnengaan

Kritiek op ambtsdragers is van alle tijden. Zij staan in de schijnwerpers door hun ambt. In euforie over het ambt worden zij of zetten sommigen zichzelf voor het voetlicht. Dat ontneemt dan het Licht, de genade die God schenkt in Jezus Christus, in hun dienen. Zij danken dan God, in aanzien van de mensen, in wie zij zelf zijn voor Hem. Zoals de Schriftgeleerden en Farizeeën destijds deden. Echter, wie niet overvloediger is dan hen in gerechtigheid zal Zijn Koninkrijk niet binnengaan. Jezus waarschuwt ons zelf daarvoor. Alleen het geloof in Jezus Christus schenkt ons op Zijn trouwverbond al wat ontbreekt, Zijn gerechtigheid. Meer dan overvloedig. Zijn gerechtigheid vloeit zo door ons tot elk ander. Anderen die onze werken zien zullen dan God prijzen. Alles komt uit en keert tot God. Drieënig God U zij alleen alle eer!

Opgemerkt bij Mattheus 5 vers 20

Het gaat God niet om onze gaven of wat wij als onze roeping zien. God ziet om naar de arme en verslagene van geest. Degene die niets meer van zichzelf en alles van Hem verwachten geeft Hij krachten (1 Cor. 1v26-30). Zalig zijn de armen van geest (Matt. 5v3). In en door onze armoede vervuld God Zijn welbehagen. Wat zij zelf niet zo kunnen (be)zien, maar wel de vrede ervaren alleen in de band met Hem. En in het liefhebben van elkaar (1 Joh.4v7).