Dat verhaalde Kleopas, op weg naar Emmaüs, aan Jezus. Het is in antwoord op Jezus vraag wat de redenen zijn van wat zij verhandelen en waarom zij droevig zien. Nadat hij eerst van Jezus getuigde, terwijl zijn ogen gehouden werden dat hij Hem niet kende, “Welke een Profeet was, krachtig in werken en woorden, voor God en al het volk”. Hun hoop was vergaan, want het was nu reeds de derde dag dat dat deze dingen geschied waren. Ook zijn zij ontsteld dat vrouwen vertelden dat Jezus niet meer in graf lag, in een gezicht van engelen hen verteld was dat Hij leeft, maar Hem zagen zij niet. Opmerkelijk dat Jezus niet, zoals wij zouden verwachten en veelal doen, in gaat op hoe de (kerken)raad gehandeld heeft. Jezus spreekt Kleopas en zijn metgezel aan op hun eigen onverstand en traagheid van hart. Zij moeten onderzoeken en geloven, niet wat het gevolg is van het handelen van de (kerken)raad, maar wat in de Schriften door Mozes en Profeten over Jezus geschreven staat. De uitleg van Jezus deed hun hart branden, hun droefheid ging over in blijdschap. Jezus hield Zich, alsof Hij Zijn weg vervolgde, waarop zij hun liefde tot Hem konden uitte, Hem uitnodigde, waarop Hij inging en met hen verbleef. In de breking van het brood gingen hun ogen open en kenden zij Hem. Jezus verdween uit hun gezicht, en gedreven door vreugde haasten zij zich om het Zijn discipelen in Jeruzalem te vertellen. Jezus was hun echter voor, ook daar konden de discipelen zelf getuigen dat Jezus leeft. Jezus komt en gaat met ons: wie Hem kent, over Hem samenspreekt, Hem alles verhaalt, de droefheid deelt, luister naar Zijn onderwijs, Hem dwingt ‘Blijf met ons’. Dan gaat onze droefheid over in blijdschap, worden onze ogen geopend, want wij kennen Hem! Al wordt verbreidt dat Jezus dood is, voor ons leeft Hij. Immanuel, God met ons! Dat geeft en ontneemt geen ‘raad van oudsten’ iemand.

Opgemerkt n.a.v. Lukas 24 vers 13-35